Aletta C. Beaujon werd in 1933 op Curaçao geboren. Zij groeide er op, terwijl zij vakanties doorbracht op de familieplantage Slagbaai op Bonaire. Als jonge vrouw van begin twintig publiceerde zij een sprankelende verzameling Nederlands- en Engelstalige poëzie: ‘Gedichten aan de Baai en elders’. Ze werkte jarenlang als psychologe op Aruba, waar zij in 2001 overleed.
In de Openbare Bibliotheek van Den Haag werd recentelijk een kantooragenda aangetroffen uit het jaar 1957. Hierin staan achtenzeventig gedichten die zij scheef gedurende haar verblijf in Griekenland in de zomer van dat jaar. Meer dan driekwart van deze gedichten werd niet eerder gepucliceerd.
De tweede cycli vormen, tezamen met de verspreid gepubliceerde gedichten, haar poëtisch werk. Dat verschijnt nu voor het eerst in één uitgave.
Uit de lovende ontvangst van haar debuut:
<< [De gedichten] ademen toch de hele wereld: baaien, bleomen en planten van de Antillen. Elders kabbelen de grachten van Amsterdam, langs de grachten dromen de huizen; verderop Griekenland pralend met goden en beelden, erwijl in de verte eensklaps het beeld van Singapore opdoemt. Aletta’s bundel is een grillige, fantastische reis: de reis die kinderen soms in hun dromen maken of waarvan heel blijde mensen soms spreken, als het leven hun goedgezind is.>> –