Curaçao ontleent zijn naam misschien wel aan het Portugese woord coraçao, dat lettterlijk ‘hart’ betekent. Elodie Heloise doet die mogelijke herkomst eer aan door haar éígen hart aan het eiland te verpanden. En het klopt warmbloedig. In de bundel ‘Woestijnzand’ meet Heloise zich weliswaar een overwegend ‘observatoire’ schrijfstijl aan, maar zij weet daarin ook precíés op de juiste momenten ‘te falen’. Het resultaat: proza met prik maar zonder preek. De uiteenlopende karakters in ‘Woestijnzand’ ondergaan hun klein en groot leed met een vreemd soort luciditeit die soms jaloersmakend, dan weer meelijwekkend is. Toch schemert er elke ochtend weer een hoopvol ‘mañana!’ aan de Caribische horizon.
In ‘Woestijnzand’ ontpopt Elodie Heloise als een chroniqueur van het alledaagse Curaçao. Van een junk die zijn oude straat beweent tot de weduwe die haar gestorven man thuis koel houdt. Van het gezin dat zich op een cycloon voorbereidt tot de kunstenares die denkt een ‘dodelijk’ schilderij te hebben verkocht. En als Heloises sporadisch opgevoerde alter ego op Schiphol staat:
‘Twee marechaussees met neutraal correcte gezichten vangen mij op. Ik moet mijn armen en benen spreiden. een elektronische staaf glijdt langs mijn lijf. ‘Bent u ongesteld, mevrouw?’ Ik voel dat ik knik en daarop lopen de mannen door naar het volgende slachtoffer dat door de hond uitverkoeren is. Verbijsterd kijk ik ze na. Op het werk spreken we van ‘bezoek’. Mijn collega’s, de vrouwelijke dan, zien het aan me. ‘Ach, dushi, heb je bezoek? Geeft niet, doe rustig aan vandaag. We weten allemaal hoe het is’ Ik krijg dan een knipoog die druipt van het medeleven.’