DE DRIE GEBOORTES VAN HET PRINS BERNHARD FONDS

Toen Z.K.H. Prins Bernhard op 7 augustus 1953 de oprichtingsakte van het Prins Bernhard Fonds Nederlandse Antillen ondertekende, trad hij in feite voor de derde maal als stichter van deze organisatie op. Hoewel met een andere doelstelling, had het fonds al dertien zeer bewogen jaren achter de rug.

“Met de oprichting van deze nieuwe stichting is het Prins Bernhard Fonds tot zijn geestelijke geboortegrond teruggekeerd,” zei de prins. Daarmee verwees hij in dankbaarheid naar de grootscheepse inzamelingsactie die het volk van de Nederlandse Antillen al gauw na de bezetting van Nederland in de Tweede Wereldoorlog ondernam en die op 10 augustus 1940 tot de oprichting van het eerste Prins Bernhard Fonds leidde.

Dat eerste fonds werd in London – buiten bezet gebied – opgericht om gelden bijeen te brengen voor de aanschaf van vliegtuigen en ander oorlogsmateriaal. Met recht mag dat fonds beschouwd worden als het geesteskind van de Curaçaose bevolking. Curaçaose burgers waren onder andere druk bezig met acties om Nederland in de oorlog te steunen. Tevens sloeg de joodse gemeenschap de handen ineen om geld in te zamelen voor de aankoop van ‘Spitfires’.

Los daarvan stelde de heer J. Alvarez Correa in een Rotary vergadering voor, een fonds op te richten voor de aanschaf van oorlogsmateriaal om Nederland te helpen bevrijden. Weldra werd de zetel, onder de naam Prins Bernhard Fonds, naar Londen verplaatst. Daarmee begon de werving van gelden uit de hele vrije wereld om de bevrijding van Nederland en Europa te bewerkstelligen. Alleen al op de (toen) zes eilanden van de Nederlandse Antillen bracht de inzameling ruim tweehonderdduizend gulden op.

In het kader van “vernieuwing” het bestuur ervoor gekozen heeft de naam te wijzigen naar het Cultuurfonds Caribisch Gebied.

NIEUWE STICHTINGEN, NIEUWE TAKEN

Op 5 november 1946 werd het Prins Bernhard Fonds opnieuw opgericht, ditmaal op Nederlands grondgebied. Behalve de zetel veranderde ook de doelstelling van het fonds, dat zich voortaan zou toeleggen op de culturele wederopbouw van het naoorlogse Nederland, met speciale aandacht voor de versterking van de geestelijke weerbaarheid en de zelfredzaamheid van het volk op het gebied van wetenschap, kunst en cultuur.
Het idee om ook een Nederlands Antilliaans fonds op te richten ontstond toen dr. H. Hermans, hoofd van de Antilliaanse Regeringsvoorlichtingsdienst, bij een bezoek aan Nederland in contact kwam met het Prins Bernhard Fonds.

TOESPRAAK Z.K.H. PRINS BERNHARD

De oprichtingsakte van het Prins Bernhard Fonds Nederlandse Antillen werd op 7 augustus 1953 ondertekend. Hieronder volgt een fragment uit de rede van de Prins tijdens de oprichting.

“Excellentie, Bestuursleden van het Prins Bernhard Fonds Nederlandse Antillen, Dames en Heren,
Het is in de cultuur een bekend verschijnsel, dat een bepaald cultuurbezit door de ene gemeenschap van de andere wordt overgenomen. De vreemde naam duidt dit dan veelal aan. Het kan ook gebeuren dat iets wat van elders schijnt te komen niets nieuws is, maar alleen langs een omweg naar het uitgangspunt blijkt te zijn teruggekeerd. De reden voor ons samenzijn hier heeft met een soortgelijke omweg te maken.

Het Prins Bernhard Fonds immers vond zijn oorsprong hier op Curaçao. Het is dezer dagen juist dertien jaar geleden, dat het personeel van de olieraffinaderij van de “Koninklijke” onder leiding van de toenmalige directeur, de heer J.M. Booy, het initiatief nam tot vorming van een fonds ter vergroting van ons aandeel in de geallieerde oorlogsvoering. En al werd dit Fonds om praktische redenen in Londen gevestigd, Curaçao komt de eer toe het Prins Bernhard Fonds in het leven te hebben geroepen.

Het Prins Bernhard Fonds is dus nu tot zijn geestelijke geboortegrond teruggekeerd. Maar het is inmiddels wezenlijk in zijn aard veranderd. Natuurlijk, het Fonds houdt het prachtige initiatief van Curaçao en zijn traditie van verantwoordelijkheid voor een solidariteit met de nationale zaak vast, maar er is aan toegevoegd het embleem van de witte anjer, de herinnering aan dezelfde verantwoordelijkheid en solidariteit die in bezet Nederland op mijn verjaardag in 1940 werden gedemonstreerd in de bekende anjeractie in tal van plaatsen.

Foto: oprichting van het Prins Bernhard Cultuurfonds Nederlandse Antillen op 7 Augustus 1953; in het midden vlnr ZKH Prins Bernhard en Joseph Alvarez Correa.

PRINS BERNHARD CULTUURFONDS CARIBISCH GEBIED

Vrijdag 23 september 2011 was een historische dag voor het Prins Bernhard Cultuurfonds Nederlandse Antillen en Aruba. Op deze dag tekenden voorzitter dhr. Winthrop Curiel en secretaris drs. Silvio Jonis, ten overstaan van kandidaat-notaris mr. C.A.P. Baaten, waarnemer van notaris mr. Miguel L. Alexander, de akte inhoudende wijziging van de statuten van de stichting. Het één en ander geschiedde in het bijzijn van de leden van het bestuur van de ABC eilanden en de Bovenwindse eilanden. Notaris Alexander was, als oud bestuurslid, ook aanwezig.

Foto: Moment van ondertekening van de nieuwe statuten op 23 September 2011; vlnr Notaris mr. M. Alexander, Voorzitter PBCCG Winthrop Curiel, Kandidaat Notaris mr. C.A.P. Baaten.

Het Prins Bernhard Cultuurfonds werd opgericht in 1953 met het doel om financiële steun te verlenen aan activiteiten, projecten en publicaties op het terrein van geschiedenis en letteren, beeldende kunst, podiumkunsten, monumentenzorg en natuurbehoud op alle zes eilanden van de Nederlandse Antillen. Reeds 58 jaar verleent het Cultuurfonds subsidies aan vele organisaties, groepen en personen op de zes eilanden en draagt zo bij aan het culturele welzijn van de inwoners.
Toen Aruba na 1986 uit de Antilliaanse constellatie trad, kozen de bestuursleden ervoor om samen te blijven in één stichting. Na 2010, na het opheffen van de Nederlandse Antillen, kozen de leden wederom ervoor om samen te blijven werken in één stichting om zodoende projecten te kunnen ondersteunen.
In een periode dat elk eiland zijn vleugels uitslaat en zijn eigen richting bepaalt, kiest het Prins Bernhard Cultuurfonds Caribisch Gebied ervoor zich te verankeren in de gedachte samen meer te kunnen bereiken en betekenen voor de inwoners van de zes eilanden op het gebied van cultuur- en natuurbehoud.